Gepubliceerd in 1998
Uitgeverij de Prom, Baarn
ISBN 9068015729
Virginia Hamilton Adair is geboren te New York, in 1913. Zij schreef
ruim drieduizend gedichten, die opgestapeld liggen in dozen. In 1933 won
zij op het Mt. Holyoke Seminar de Glascockprijs, die uitgereikt werd aan
de meestbelovende dichters.
Gedichten van haar verschenen daarna in verschillende literaire maandbladen.
Toen stopte zij met publiceren; hoewel zij zich geen periode kan herinneren
waarin zij niet schreef.
In mei 1996 verscheen voor het eerst een bundel van haar hand: Ants on
the Melon (Random House). Zij was inmiddels drieëntachtig en enkele
jaren blind door glaucoom. In oktober beleefde Ants al de vierde druk.
Galway Kinnell in The New Yorker: ‘Zij streek neer in onze wereld
als een komeet. ’
The Literary Supplement of the Times en vele andere gerenommeerde literaire
bladen schreven prijzende recensies over deze bundel: ‘Opwindende gedichten
met kracht en originaliteit ’ (Alice Munro). ‘Het is een sensuele,
wijze en verbazingwekkende stem ’ (Sharon Olds).
Ondanks haar blindheid blijft Virginia Hamilton Adair gedichten schrijven:
‘Ga recht vooruit’ is niets
zonder zicht.
Alles is recht vooruit, wat niet
achter je ligt.
Virginia Hamilton Adair (geboren 1913 in New Vork) heeft drie- tot vierduizend
gedichten geschreven. Niemand weet het juiste aantal. De gedichten liggen
opgestapeld in mappen en dozen, voor een deel in haar kamer en voor een
deel elders.
Toen Virginia Hamilton negentien was won zij de Glascockprijs - een Ivy
Leagueprijs voor studenten van een aantal vooraanstaande Amerikaanse universiteiten
- voor de meest veelbelovende dichter van het jaar. Het jaar daarna viel
haar wederom deze prijs te beurt. In die periode publiceerde zij in literaire
tijdschriften, maar al snel staakte ze dat.
Waarom hield zo’n talentvolle dichteres zo vroeg op haar werk aan te
bieden aan het publiek? Haar antwoord is kort en bondig: ‘I couldn’t
be bothered. ’ Zij kon zich daar niet mee bezighouden. Ook wilde zij
haar vrijheid niet prijsgeven. Een eerste goed ontvangen bundel zou verwachtingen
scheppen en verplichtingen met zich mee brengen. Zij wilde zich niet in
een gareel laten dwingen, maar haar eigen schrijfstijl handhaven, los
van vorm of trend.
Zes decennia later, in 1996 - zij was inmiddels 83 jaar en al enkele
jaren blind door glaucoom - verscheen voor het eerst een bundel van haar
gedichten: Ants on the Melon. Binnen een paar maanden was er al een vierde
druk. De instigator van deze bundel is Robert Mezey, vriend en hoogleraar
Engels aan het Pomona College in Californië.
Virginia Hamilton trouwde in 1937 met Douglass Adair, kreeg drie kinderen
en doceerde tweeëntwintig jaar Engelse literatuur aan de California
State Polytechnic University, voor kortere periodes aan de universiteit
van Wisconsin in Madison en aan de Colleges William and Mary, Pomona en
La Verne.
In de jaren 1969 en 1970 publiceerde VHA honderd gedichten in verschillende
literaire bladen en blaadjes, daar publiceren een vereiste is voor een
professoraat, dat zij in 1970 verkreeg. Zonder spijt en zonder ophef verkoos
zij haar privé-leven boven bekendheid of roem. Maar ze hield nooit
op met het schrijven van gedichten. ‘Ik kan me geen periode herinneren
waarin ik geen gedichten schreef ,’ zei VHA in een interview met Alice
Quinn, voor The New Yorker (december 1995/januari 1996). Zelfs nu zij
blind is schrijft zij dagelijks poëzie. Enkele toetsen van de ouderwetse
schrijfmachine die zij gebruikt zijn gemarkeerd met een ruwe stof, zodat
zij weet waar haar handen neer te zetten.
Douglass Adair, haar echtgenoot, was een briljant historicus. Vanaf 1955
doceerde hij aan deClaremont Graduate School in Claremont, Californië,
waar VHA nu nog woont. In 1968 vond er een traumatisch voorval plaats
in het leven van Virginia Hamilton Adair en haar drie kinderen. Zonder
aanwijsbare reden en zonder waarschuwing ging Douglass op een avond naar
de slaapkamer en schoot zichzelf dood. In veel gedichten wordt deze tragische
gebeurtenis gememoreerd.
Hoewel haar zicht zeer snel afnam was de dichteres bij het samenstellen
van Ants nog in staat om met uiterst sterke vergrootglazen te lezen. VHA
en Robert Mezey maakten gezamenlijk een keuze, die een zekere samenhang
zou geven, uit meer dan zestig jaar dichten.
Gezien de overgrote belangstelling voor Ants on the Melon mag men deze
keuze geslaagd noemen. Door de lange tijdspanne die de bundel beslaat,
bestaan er veel verschillen in stijl en opbouw. Toch blijft de stem van
de dichteres onmiskenbaar.
Omdat de Nederlandse uitgave tweetalig is, moest ik mij beperken tot
een selectie uit Ants on the Melon. In tegenstelling tot mijn vertalingen
van Emily Dickinson, waarbij ik voor elk niet-begrepen woord, iedere onduidelijke
regel vele naslagwerken moest gebruiken, kon ik bij het vertalen van de
gedichten van VHA gewoon de telefoon pakken en haar persoonlijk vragen
stellen. Op verzoek van de dichteres stelde ik mij in verbinding met haar
dochter Kappa Adair Waugh, historica, werkzaam als Reference Ubrarian
aan het Vassar College in Poughkeepsie, N.Y. Zij spreekt vrij goed Nederlands
en heeft een uitstekend begrip van onze taal, onder meer doordat zij het
college ‘de Gouden Eeuw’ volgde bij professor Jacques Presser aan de Universiteit
van Amsterdam, 1964-1965. Het was dus vanzelfsprekend dat zij geraadpleegd
kon worden in verband met de vertaling in het Nederlands.
Vóór de publicatie van Ants had VHA de gedichten aan haar
dochter Kappa ter beoordeling voorgelegd, en zij heeft haar aangewezen
als literair executeur. Door de, voor mij wonderbaarlijke, nieuwe elektronische
communicatie gingen er bijna dagelijks e-mails heen en weer. Uit dit contact
ontstond al vlug een vriendschap. Deze zomer logeerden Kappa en haar echtgenoot
Bob Waugh, hoogleraar Vergelijkende Literatuur Wetenschap (State University
of N.Y., New Paltz) een week bij mij. In die week hebben Kappa en ik alle
door mij vertaalde gedichten doorgenomen. Als de tekst niet geheel duidelijk
was, konden wij deze rechtstreeks bespreken met haar moeder, de dichteres
zelf. Zo zijn het bij wijze van spreken geautoriseerde vertalingen geworden.
Bob Waugh zette uiteen dat de Engelstalige literatuur het gebruik van
halve metaforen kent, in tegenstelling tot de Franse of de Nederlandse
literatuur. Zoals in de laatste twee regels van het gedicht ‘Het Jaar
Daarna’, waar Galatea alleen ‘de versteende mens’ vertegenwoordigt zonder
Pygmalion daarbij te betrekken.
Ik stuurde Virginia op haar verzoek een bandje waarop ik een aantal vertalingen
had ingesproken en waarop ik onder andere uitlegde waarom in het Nederlands
meer versvoeten gebruikt moeten worden dan in het Engels, en waarom ik
soms binnenrijm door stafrijm moest vervangen, of omgekeerd. In een bedankbrief
schreef zij onder meer dat zij blij was met ‘a special pair of wings’.
Drie korte gedichten van recente datum, die niet in Ants on the Melon
staan, schonk de dichteres mij voor deze bundel: ‘Een Soort Zen Gebed’,
‘Materie en Ziel’ en ‘Gebed’.
Door het grote succes van Ants on the Melon kwam al snel het verzoek
om meer materiaal. Er liggen per slot nog duizenden gedichten. De dichteres
is echter niet geïnteresseerd in het leveren van gedichten uit voorraad.
Volgens haar dochter Kappa zal wel niemand inzage krijgen in haar voorraad
tot na haar dood.
In 1998 is een tweede bundel van de hand van Virginia Hamilton Adair
verschenen, getiteld ‘Beliefs and Blasphemies’. Dit is een bundel met
recent werk van de schrijfster.
Ook de derde bundel van Hamilton Adair, die verscheen in 2000 (‘Living
on Fire’) bevat voornamelijk recent werk van de Amerikaanse dichteres.
Ik ben dankbaar dat de poëzie van Virginia Hamilton Adair mijn weg
kruiste en dat ik het voorrecht kreeg een aantal van haar openhartige,
ontroerende en geestige gedichten te vertalen. Vooral ook omdat deze opdracht
mij de vriendschap bracht met een uitzonderlijk dichteres. Elk gedicht
van Virginia Hamilton Adair heeft mijn hart beroerd en mijn leven verrijkt. |